Weg op basis van NURBS-curven
Methode |
Gereedschap |
Gereedschappenset |
Methodes voor NURBS-curven creëren |
Weg (NURBS)
|
Landschap |
Met het gereedschap Weg (NURBS) kunt u gebogen wegen tekenen in de vorm van NURBS-curven. Een weg op basis van een NURBS-curve is echter niet geschikt om lage-snelheidswegen nauwkeurig voor te stellen. Omdat deze wegen typisch bestaan uit bogen (constante straal) en (rechte) raaklijnen, gebruikt u hiervoor beter het gereedschap Weg (polylijn).
U kunt ook NURBS-wegen creëren door een gesloten 2D-vorm te tekenen en vervolgens het commando Creëer objecten d.m.v. meetkundige vorm te selecteren (zie Creëer objecten op basis van vormen).
Om een weg op basis van een NURBS-curve te creëren:
Creëer de weg.
Voer het commando Plaats op terreinoppervlak om de weg op het bestaande terrein te plaatsen.
Klik één of twee maal op de knop Curve afvlakken, herverdelen in het Infopalet van de geselecteerde weg om het wegdek licht af te vlakken zodat het niet alle oneffenheden in het terrein volgt.
Pas de vorm van de weg manueel aan in 3D (om de weg te laten aansluiten op andere wegverhogingen, opritten, enzovoort).
Klik alleen op de knop Herverdeel stations als u meer of minder stationaanduidingen wenst. Hoe minder stations, hoe makkelijker het schetsen en vervormen verloopt, maar hou er rekening mee dat u voor een wegenbouwbedrijf waarschijnlijk meer stations dient vast te leggen. Herverdeel stations is ook handig om u ervan te verzekeren dat de stations zich op een gelijke afstand van elkaar bevinden nadat de vorm van de weg is gewijzigd.
Om een weg te creëren op basis van een NURBS-curve:
Activeer het gereedschap en de methode.
Merk op: als u Vectorworks voor het eerst opstart, zit dit gereedschap Weg (NURBS) verborgen onder het gereedschap Weg (T). Click and hold the mouse on the visible tool to open the Subsets list and select the desired tool.
Zie NURBS-curven creëren voor meer informatie over de verschillende methodes.
Een eerste klik in het tekenvenster geeft het beginpunt aan, waarna u de curve uitzet aan de hand van controlepunten. Een dubbele klik bepaalt het eindpunt van de curve.
Als u het gereedschap voor de eerste keer in een bestand gebruikt, verschijnt het instellingenvenster van het gereedschap automatisch. Stel de standaardwaarden in. Nadien kunt u de parameters wijzigen via het Infopalet.
Klik om de parameters te tonen/te verbergen.Klik om de parameters te tonen/te verbergen.
Veld |
Omschrijving |
Z |
Wijzig de Z-waarde om de volledige weg te verhogen. |
Rotatie |
Geef een waarde op in graden voor de rotatie van het object (0,00 is horizontaal). |
Tekststijl |
Selecteer hier een tekststijl uit de bibliotheek of uit het huidige document. Selecteer <Tekststijl klasse> om de stijl te gebruiken van de klasse van het object. Om de tekst op te maken met de opties in het menu Tekst, dient u <Zonder stijl> te selecteren. See Tekststijlen gebruiken and Tekst opmaken. |
Lengte |
Geef de gewenste lengte van de weg op. |
Breedte bestrating |
Geef de gewenste breedte van de bestrating op (zonder stoeprand). |
Hoogte bestrating |
Geef de gewenste hoogte van de bestrating op (zonder stoeprand). |
Breedte stoeprand |
Geef de gewenste breedte van de stoeprand op. |
Hoogte stoeprand |
Geef de gewenste hoogte van de stoeprand op. |
Vangrail links |
Vink deze optie aan om links van de weg een vangrail weer te geven. |
Vangrail rechts |
Vink deze optie aan om rechts van de weg een vangrail weer te geven. |
Toon stations |
Vink deze optie aan om stations, die geplaatst worden op de NURBS-controlepunten, weer te geven op de weg. In 2D worden de stations voorgesteld door loci; bij elk station wordt de hoogte als tekst weergegeven. In 3d zien de stations eruit als cilindervormige bakens. |
Creëer nivellering voor terreinmodel |
Vink deze optie aan om de weg als vlakke nivellering voor een terreinmodel te gebruiken. |
Creëer werkgrens voor terreinmodel |
Vink deze optie aan om de weg als werkgrens voor een terreinmodel te gebruiken. |
D.m.v. |
Selecteer op welke manier u de werkgrens wenst te creëren: d.m.v. ‘Evenwijdige afstand’ of d.m.v. ‘Helling’. |
Afstand werkgrens |
Stel in hoe ver de werkgrens langs alle kanten van de weg moet komen (voor een werkgrens d.m.v. evenwijdige afstand). |
Helling werkgrens |
Stel de helling van de werkgrens in (voor een werkgrens d.m.v. helling). |
Klasse bestrating/stoeprand |
Ken een klasse toe aan de verschillende componenten van de weggeometrie om hun kenmerken en zichtbaarheid te regelen. Selecteer via de keuzelijst een van de aanwezige klassen in de tekening of creëer een nieuwe klasse. Selecteer <Weg (NURBS)> om een component aan dezelfde klasse toe te kennen als de weg. |
Herverdeel stations |
Klik op deze knop om de Onderlinge afstand tussen de stations aan te passen. |
Curve afvlakken, herverdelen |
Klik op deze knop om de Onderlinge afstand tussen de stations aan te passen en de NURBS-curve af te vlakken. |
Klik op deze knop om de Z-waarde van de stations gelijk te zetten met het oppervlak van het terreinmodel. Kies of deze stations moeten komen op het huidige of het toekomstige terreinmodel (dat mogelijk gewijzigd is door toevoeging van terreinbewerkingsobjecten). Als u kiest om de stations op het oppervlak te plaatsen van een toekomstig terreinmodel waaraan reeds een of meer terreinbewerkingsobjecten zijn toegevoegd, kunt u best de opties Creëer nivellering voor terreinmodel en Creëer werkgrens voor terreinmodel uitvinken. Dit om te voorkomen dat nivelleringen en werkgrenzen elkaar zouden kruisen. |
|
Continue helling |
Klik op deze knop om het dialoogvenster ‘Continue helling’ te openen, die de helling tussen bepaalde stations weergeeft. Geef het Begin- en Eindstation in (Station 1 is het station aan het begin van de weg). De geselecteerde stations worden door een rode lijn gemarkeerd in de tekening. Het veld Helling (%) toont de hellingshoek tussen de opgegeven stations. |
Parameters NURBS-curve |
Gebruik deze parameters om de NURBS-curve aan te passen die aan de basis van de weg ligt. |
Gebruik indien nodig het gereedschap Vervorm object om de locaties van de controlepunten te wijzigen (zie NURBS-curven vervormen met de methode Transformeren) of gebruik de instellingen voor het controlepunt op het Infopalet om de controlepunten te verplaatsen of de graad van een controlepunt te wijzigen.
Werk het terreinmodel bij. Selecteer het terreinmodel en klik op de knop Bijwerken in het Infopalet.